14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AO0655 Zaaknr: 39194
Bij verkoop en aankoop van melkquota kan, rekening houdend met het vetgehalte van de vervreemde en aangeschafte quota, het rendement van iedere kilo aangekocht melkquotum geacht worden gelijk te zijn aan het rendement per kilo van het verkochte melkquotum. Op basis van dat uitgangspunt constateerde Hof Amsterdam dat een echtpaar, dat een melkveehouderij exploiteerde meer hebben aangekocht dan zij in 1992/1993 hebben verkocht, zodat zij hun melkquotum hebben uitgebreid. De procedure betrof de toepassing van de vervangingsreserve, die was gevormd bij verkoop van een melkquotum in 1992. Dat quotum, goed voor 25.000 kg met een vetgehalte van 4,45 percent, werd verkocht voor ƒ 120.000. Voor de hele verkoopopbrengst werd een vervangingsreserve gevormd. In het volgende jaar werd een quotum gekocht van 20.000 kg met een vetgehalte van 4,02 percent voor ƒ 78.000 en weer een jaar later een quotum van 20.800 kg met een vetgehalte van 4,31 percent voor ƒ 81.120. De inspecteur hanteerde bij de afboeking van de vervangingsreserve de formule aantal kg maal vetpercentage nieuw = aantal kg maal vetpercentage oud. Omdat de prijs per veteenheid van de nieuwe quota lager lag dan de prijs per eenheid van het verkochte quotum kon niet de gehele reserve worden afgeboekt op de aankoop van de nieuwe quota. Het Hof verlaagde de vastgestelde aanslag. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd.