14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AI0751, 38325
Iemand werkte voor een internationaal concern. Hij was onder meer directeur van een Nederlandse BV, Geschäftsführer van een in Duitsland gevestigde GmbH en gérant van een in Frankrijk gevestigde Sàrl. Zijn werkzaamheden voor de buitenlandse werkmaatschappijen verrichte hij vooral in Nederland; zo verbleef hij in 1993 voor zijn werk slechts enkele dagen in Frankrijk. Hij ontving van de Sàrl voor zijn werkzaamheden een beloning van de Sàrl. Deze inkomsten werden aanvankelijk volledig in Frankrijk belast. In Nederland claimde hij daarvoor een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Tot en met 1989 zijn die aanspraken gehonoreerd. In 1990 publiceerde het Ministerie van Financiën een mededeling over zogenaamde salary-splits voor directeuren en commissarissen. Die mededeling hield in, dat het heffingsrecht over vergoedingen toekwam aan de staat van vestiging van de betalende vennootschap, ongeacht de plaats waar de directeur zijn werkzaamheden feitelijk verrichtte.Bij de aanslagregeling inkomstenbelasting 1993 verleende de inspecteur slechts een voorkoming voor de inkomsten die waren toe te rekenen aan de dagen waarop feitelijk werkzaamheden in Frankrijk waren verricht. De werknemer was van mening dat bij hem het vertrouwen was gewekt dat ook in 1993 een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting zou worden verleend voor alle Franse inkomsten, ondanks een brief van de inspecteur in het kader van de aanslagregeling 1990. In die brief gaf hij aan zich vanaf het belastingjaar 1993 niet meer gebonden te achten aan de eerder gevolgde handelwijze. Na overleg tussen Nederland en Frankrijk op verzoek van de werknemer is de teveel geheven Franse inkomstenbelasting over 1988 t/m 1993 aan hem teruggegeven.Volgens de Hoge Raad kon er na de brief van de inspecteur geen sprake meer zijn van een in rechte te beschermen vertrouwen. Dat vertrouwen kon de werknemer niet ontlenen aan de Mededeling van het ministerie, omdat die betrekking had op een directeur of commissaris van een in de andere verdragssluitende staat gevestigde vennootschap. De functie van de werknemer bij de Sàrl was daarmee niet gelijk te stellen. Volgens zijn eigen zeggen was hij gérant en kan een gérant niet als lid van een conseil d'administration (raad van beheer) of conseil de surveillance (raad van toezicht) worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Arnhem vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch.