14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AO7336 Zaaknr: 38414
Een Nederlandse militair was in de periode van 4 december 1997 tot en met 21 mei 1998 uitgezonden naar het voormalige Joegoslaviƫ als onderdeel van de SFOR-krijgsmacht. Zijn woonplaats bleef in deze periode in Nederland. Hof Leeuwarden was van oordeel, dat het door de militair in die periode genoten salaris uitsluitend in Nederland mocht worden belast. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad niet juist. Op grond van de bepaling van het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing met Joegoslavie mocht Nederland belasting heffen. Nederland hoefde echter geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. Het gebruik van de woorden "mogen worden belast" in plaats van "zijn slechts belastbaar" heeft niet tot gevolg dat ook Joegoslaviƫ op grond van het Verdrag heffingsbevoegd is met betrekking tot de beloning. De heffingsbevoegdheid met betrekking tot overheidsbeloningen komt toe aan de staat die de beloning betaalde. Het gebruik van de woorden "mogen worden belast" heeft slechts tot gevolg dat, als de genieter van de beloning inwoner zou zijn van de andere verdragsluitende Staat dan de Staat die de beloning betaalde, die andere Staat de desbetreffende beloning in zijn heffingsgrondslag zou mogen begrijpen, zij het met de verplichting vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. Omdat Nederland zowel bronstaat als woonstaat van de militair is, behoeft Nederland geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen.