27 mei 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AH8544 Zaaknr: 01/1137
Een Nederlandse werknemer die in dienst is van een dochtermaatschappij van een Amerikaans concern, is door zijn Nederlandse werkgever tijdelijk uitgeleend aan een Deense en aan een Duitse zustermaatschappij. In beide landen was hij in 1996 gedurende 28 dagen werkzaam. De salariskosten worden doorbelast aan de buitenlandse zustermaatschappijen op basis van een concernregeling. Daarbij worden per categorie werknemers gemiddelde bedragen gehanteerd. In geschil is of de werknemer in Nederland recht heeft op aftrek elders belast voor zijn Deense en zijn Duitse inkomen. Naar het oordeel van Hof Amsterdam bleef de werknemer onder het gezag van de Nederlandse werkgever omdat de dienstbetrekking volgens de gehanteerde regeling uitdrukkelijk niet werd beëindigd. Relevant daarvoor acht het Hof, dat het salaris door de Nederlandse werkgever werd doorbetaald en dat de werkzaamheden in het buitenland in het verlengde lagen van de werkzaamheden in Nederland en dat de Nederlandse werkgever aansprakelijk was voor handelingen van de werknemer tijdens de periode van uitzending. Volgens het Hof is voor de toepassing van het verdrag met Denemarken, gezien de duur van de arbeid in Denemarken, bepalend of de werkzaamheden in Denemarken mede ten goede kwamen aan een niet in Denemarken gevestigde ondernemer. Omdat de werkgever in Nederland een marge maakt op de kosten van de werknemer is aan die voorwaarde voldaan en zijn daarmee de inkomsten uit arbeid in Denemarken vrijgesteld. Dan bestaat er in Nederland geen recht op aftrek elders belast. Het verdrag met Duitsland kent afwijkende bepalingen betreffende niet zelfstandige arbeid. Voor vrijstelling van inkomsten in Duitsland is bepalend of de werknemer voor zijn werkzaamheden in Duitsland een vergoeding ontvangt van een niet in Duitsland gevestigde werkgever. Het Hof is van oordeel, dat gelet op de overeenkomst met de zustermaatschappijen de Nederlandse werkgever degene is, die de vergoeding aan de werknemer betaalt en niet alleen formeel maar ook materieel als werkgever geldt. Met de Duitse zustermaatschappij is geen arbeidsovereenkomst gesloten, terwijl evenmin een gezagsverhouding is ontstaan. Omdat naar het oordeel van het Hof de inkomsten in Duitsland zijn vrijgesteld is er geen recht op aftrek elders belast in Nederland. Hof Leeuwarden besloot onlangs in een vergelijkbare casus, dat wel aftrek elders belast moest worden verleend. Het beroep op toepassing van het gelijkheidsbeginsel, omdat bij een meerderheid van de collega’s van de werknemer, die onder andere inspecties vallen, wel aftrek elders belast is toegestaan, wijst het Hof af, omdat niet meer dan een lijst met namen en sofi-nummers wordt verstrekt zonder nadere details.