Geen aftrek kosten buiten EU en EER gevestigde deelnemingen

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AX9106, 04/03182

In het arrest Bosal heeft het Hof van Justitie EG vastgesteld dat de Nederlandse aftrekbeperking van kosten van deelnemingen binnen de EU in strijd is met de in het EG-verdrag opgenomen vrijheid van kapitaalverkeer. Daarna is in diverse procedures aangevoerd dat de aftrekbeperking voor kosten die betrekking hebben op deelnemingen die buiten het gebied van de EU en de EER zijn gevestigd eveneens in strijd zou zijn met het EG-verdrag. Tot nu toe is dat standpunt in alle procedures verworpen, zo ook in onderstaande situatie. Een in Nederland gevestigde BV was onderdeel van een internationaal concern. De BV had een aantal deelnemingen in Azië, Australië en de Verenigde Staten. In bezwaarschriften tegen de aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2000 en 2001 wilde de BV dat alsnog rekening zou worden gehouden met de door haar gemaakte kosten voor deze deelnemingen. De inspecteur stond de aftrek niet toe. Voor Hof Amsterdam was in geschil of deze kosten in aftrek konden komen. De wet Vpb 1969 beperkte de aftrek van kosten in verband met een deelneming tot kosten die middellijk dienstbaar waren aan het behalen van in Nederland belastbare winst. Dat gold niet voor de in geding zijnde kosten, dus op grond van de wet konden deze niet in aftrek komen. Volgens het EG-verdrag mag het kapitaalverkeer met derde landen niet worden belemmerd, maar zijn beperkingen die op 31 december 1993 al bestonden toegestaan. Naar het oordeel van het Hof viel de aftrekbeperking onder deze uitzonderingen. Het standpunt van de BV dat de uitzondering niet gold voor kapitaalverkeer vanuit de EU naar derde landen was volgens het Hof onjuist. Het was niet de bedoeling om een verschil te maken tussen beperkingen op uitgaand en op inkomend kapitaalverkeer.Ook wees het Hof het standpunt af dat de kosten die betrekking hadden op een minderheidsbelang van 6,6 % wel in aftrek konden komen omdat een dergelijke minderheidsdeelneming geen directe investering is. Het Hof verwees naar een eerdere uitspraak waarin het Hof tot het oordeel kwam dat de term directe investeringen in het EG-verdrag ook betrekking heeft op minderheidsdeelnemingen. Volgens het Hof sluit die opvatting aan bij het in de Wet Vpb ’69 opgenomen begrip deelneming. Belangrijkste kenmerk voor beide begrippen is een duurzame en directe betrekking tussen de kapitaalverschaffer en de onderneming.