14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF1589 Zaaknr: 37557
In een procedure over de IB 1964 was in geschil in hoeverre een moeder uitgaven ter voorziening in het levensonderhoud van haar dochter in aftrek kon brengen. De in de aangifte geclaimde aftrek werd niet toegestaan wegens het ontbreken van bescheiden en betaalbewijzen. Bij uitspraak op het bezwaarschrift hield de inspecteur alsnog rekening met de forfaitaire bedragen voor aftrek van kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 27 jaar. In de procedure voor het Hof legde moeder een tandartsrekening over. Het Hof achtte die kosten aftrekbaar boven de drempel van ƒ 800. De rekening had betrekking op de periode, nadat de dochter 27 jaar was geworden. Verdere aftrek was niet mogelijk wegens het ontbreken van bescheiden. Volgens de Hoge Raad was het oordeel van het Hof juist.