14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT5892, 39250
Een werknemer die ruim drie jaar na de aanvang van zijn arbeidsovereenkomst verhuisde naar een woonplaats die dichter bij zijn werkplaats was gelegen wilde de kosten daarvan in aftrek brengen op zijn inkomen. Onder de werking van de wet IB 1964 was dat mogelijk als de verhuizing verband hield met de dienstbetrekking. De Hoge Raad heeft in navolging van Hof Den Haag geoordeeld dat in dit geval het verband tussen de verhuizing en de diensbetrekking onvoldoende was voor aftrek van de kosten. Een verhuizing binnen twee jaar na de indiensttreding waarbij de woon-werkafstand met de helft vermindert heeft altijd voldoende verband met de dienstbetrekking. Ondanks dat in dit geval aan het afstandcriterium was voldaan ontbrak hier door het tijdsverloop het verband met de dienstbetrekking. De omstandigheid dat pas na drie jaar de tijdelijke arbeidsovereenkomst was omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd had niet tot gevolg dat er sprake was van een nieuwe dienstbetrekking.