14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AR7232, 03/01443
Iemand betaalde aan zijn echtgenote een beloning voor de door haar voor hem verrichte consignatiediensten. In een procedure over 1992 stelde de Hoge Raad uiteindelijk vast, dat deze beloning niet aftrekbaar was. Over 1993 werd eveneens een procedure gevoerd. De belanghebbende stelde zich op het standpunt, dat de belastingdienst bij hem het vertrouwen had opgewekt, dat zijn zienswijze gevolgd zou worden. Gezien het standpunt van de belastingdienst bij de behandeling van de aangifte 1992 vond het Hof het onwaarschijnlijk, dat de inspecteur een uitlating zou hebben gedaan dat hij in 1993 de zienswijze van de belastingplichtige zou volgen. Ook aan de aanslagregeling bij de echtgenote van de belanghebbende mocht hij dat vertrouwen niet ontlenen. De inspecteur had ter behoud van rechten bij haar de ontvangen beloning belast. De belanghebbende wist echter, dat deze aanslag uitsluitend tot behoud van rechten was opgelegd. Het Hof wees het beroep af.