14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AE7291 Zaaknr: 99/02122
Onder de wet op de inkomstenbelasting 1964 waren bedragen, die werden betaald voor het levensonderhoud van familieleden, als buitengewone last aftrekbaar. Wel moesten er bewijzen van betaling zijn, moest blijken, welke familieleden ondersteund werden en moest blijken, dat de betaalde bedragen dienden voor uitgaven voor het levensonderhoud van de ondersteunden. In dat bewijs slaagde een persoon niet, die aftrek claimde voor familie in Iran. Er waren geen betaalbewijzen, terwijl niet was aangetoond, dat betaling per bank niet mogelijk was. Er was alleen een verklaring van zijn vader, dat een zeker bedrag per jaar werd ontvangen. Hof Den Bosch stond geen aftrek toe.