24 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA6735, 04/00909
Bij de beëindiging van een bedrijf gaan de tot het bedrijfsvermogen behorende zaken die niet verkocht worden over naar het privévermogen van de stakende ondernemer. Die overgang gebeurt tegen de waarde in het economische verkeer. Het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde is onderdeel van de winst van de ondernemer. In het kader van de beëindiging van zijn bedrijf per 31 december 2000 liet een ondernemer het bedrijfsonroerend goed gezamenlijk taxeren door de belastingdienst en een door hem ingeschakelde taxateur. Een dergelijke gezamenlijke taxatie is bedoeld om discussie over de waarde van onroerende zaken te voorkomen. De taxatie wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, die voor beide partijen bindend is. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de vastgestelde waarde. De ondernemer in kwestie stelde zich op het standpunt, dat in afwijking van de taxatie, de bedrijfsopstallen en een deel van de grond aanhorigheden waren van zijn woning. Dat zou inhouden dat deze zaken niet afzonderlijk en in vrije staat verkocht zouden kunnen worden. De waardedrukkende factor van zelfbewoning, die gold voor de woning, zou dan ook van toepassing zijn op deze aanhorigheden. Naar het oordeel van Hof Arnhem maakte de ondernemer dat niet aannemelijk. Volgens het Hof was het standpunt van de ondernemer dat de verkoopwaarde van agrarische zaken gelijk is aan de waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik, zonder rekening te houden met gebruiksrechten, onjuist. Ook een agrariër zal bij het bepalen van een bod op agrarische onroerende zaken laten meespelen of hij deze zaken al dan niet onmiddellijk kan gebruiken voor zijn eigen onderneming. Als dat niet het geval is zal hij slechts een aanmerkelijk lagere prijs willen betalen.