14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AI0338 Zaaknr: 02/02876
Bij zijn indiensttreding in de loop van het jaar 2000 is aan een werknemer meegedeeld, dat hij in aanmerking komt voor de optieregeling van zijn werkgever. Begin 2001 ontvangt hij een brief van zijn werkgever waarin hem bekend wordt gemaakt hoeveel opties tegen welke uitoefenprijs aan hem zijn toegekend. In 2000 is door de werkgever loonbelasting afgedragen in verband met de toekenning van de opties. Voor het bedrag van de afgedragen loonbelasting heeft de werkgever op grond van de optieregeling een vordering op de werknemer. Op het moment waarop de toekenning van de opties bekend wordt is de werknemer al van plan zijn baan op te zeggen. Ongeveer twee maanden later stuurt hij een brief aan zijn werkgever, waarin hij afziet van deelname aan de optieregeling. Korte tijd later wordt de dienstbetrekking beƫindigd. De loonbelastingvordering wordt kwijtgescholden. De inspecteur bruteert het loonbelastingbedrag in 2001 en telt het bij het inkomen van de werknemer. Het voordeel uit de optieregeling betrekt hij in het inkomen van 2000. In de procedure over het jaar 2000 is aan de orde het recht op verrekening van de loonheffing, die is afgedragen over de waarde van de optierechten en de vraag of de werknemer in 2000 een voordeel heeft gehad uit dienstbetrekking in de vorm van een optierecht. Naar het oordeel van Hof Den Haag is in 2001 een onvoorwaardelijk optierecht toegekend. De bepaling, dat de werknemer enkele formulieren moest invullen en ondertekenen houdt geen opschortende voorwaarde in. Volgens het Hof heeft de werknemer in 2000 geen voordeel genoten uit de optieregeling, omdat hij van die regeling heeft afgezien en pas in 2001 wist om welke rechten het ging. Dat de werkgever uit is gegaan van toekenning in 2000 gezien de afdracht van loonbelasting is voor het Hof niet van belang. Omdat de werknemer voor de loonbelasting een schuld aan zijn werkgever heeft is het Hof van mening, dat de werknemer de loonbelasting mag verrekenen met de verschuldigde inkomstenbelasting. Het standpunt van de inspecteur, dat de gebruteerde loonbelasting in 2000 bij het inkomen moest worden geteld als de opties in 2000 niet tot het inkomen behoorden is door het Hof afgewezen, omdat de werknemer een schuld had, die pas in 2001 teniet is gegaan.