14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AE2624 Zaaknr: 99/00126
De termijn om in beroep te gaan tegen de uitspraak op een bezwaarschrift bedraagt volgens de wet 6 weken. Termijnoverschrijding betekent, dat de rechter het beroep niet ontvankelijk zal verklaren en dus de klacht niet inhoudelijk in behandeling zal nemen. Verstuurt men een beroepschrift per post, dan is het nog tijdig, wanneer het binnen de beroepstermijn is gepost en uiterlijk een week na het verstrijken van de termijn binnen is gekomen. De indiener moet dan kunnen bewijzen, dat het beroepschrift op tijd is gepost. In de onderhavige casus was 11 januari de laatste dag van de termijn om in beroep te gaan. Het beroepschrift was gedagtekend op 12 januari en op die dag ook door de post gestempeld. De griffie had de ontvangstdatum op 12 januari gezet. Gebruikelijk is, dat de griffie als datum van ontvangst altijd een dag eerder aanmerkt dan de dag waarop het beroepschrift binnenkomt. De verklaring van de indiener van het beroepschrift was dat het beroepschrift op 10 januari is gepost. Tijdens de zitting wordt gezegd, dat er twee exemplaren zijn verzonden: een op 10 januari, welk exemplaar kennelijk niet is aangekomen en een tweede, met dagtekening 12 januari. Het Hof is van mening, dat door de afwijkende verklaringen niet aannemelijk is gemaakt, dat het beroepschrift tijdig is verzonden. Gevolg is, dat de indiener van het beroep niet ontvankelijk wordt verklaard.