Geen BPM voor auto van buitenlandse werkmaatschappij

1 december 2006 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAV4976, 41879

Het is inwoners van Nederland in het algemeen niet toegestaan om in Nederland gebruik te maken van een auto met een buitenlands kenteken. De sanctie op dat gebruik is een naheffingsaanslag BPM. Er zijn enkele uitzonderingen waarin het wel is toegestaan om gebruik te maken van een auto met buitenlands kenteken. Een van de vrijstellingen van BPM geldt voor de werknemer van een buitenlands bedrijf, die van zijn werkgever een auto ter beschikking gesteld krijgt. De vraag is of deze vrijstelling ruim moet worden uitgelegd of beperkt. Volgens de Hoge Raad moet deze vrijstelling ruim worden uitgelegd door materieel te toetsen of iemand werkt voor een niet in Nederland gevestigde werkgever. Een beperkte uitleg zou leiden tot strijd met het vrije verkeer van werknemers volgens het EG-verdrag. De procedure had betrekking op een werknemer met een arbeidscontract met een Nederlandse werkgever die door zijn formele werkgever was aangesteld als vestigingsmanager van een Belgische vennootschap. De werknemer verrichtte zijn werkzaamheden uitsluitend in België. De Nederlandse werkgever betaalde het salaris aan de werknemer. De werknemer reed in een auto van de zaak met een Belgisch kenteken, die was geleast van een in België gevestigd bedrijf. De werknemer had geen invloed op de beslissing in welk land de auto werd geregistreerd.