14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | DGB 2005-4490
De staatssecretaris van Financiën heeft besloten het beroep in cassatie tegen een uitspraak van Hof Arnhem in te trekken. De uitspraak had betrekking op een ondernemer die bij de inbreng van zijn onderneming in een BV een lijfrente bedong van de BV. De BV werd opgericht op 28 mei 1999. De lijfrenteovereenkomst met de BV werd op 31 december 1999 gesloten. De premie leende de ondernemer van zijn BV. Naar het oordeel van het Hof was de lijfrente bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van de onderneming, omdat er een verband bestond tussen de overdracht van de onderneming enerzijds en de lijfrenteovereenkomst anderzijds. De lijfrentepremie hoefde niet te worden voldaan door de overdracht van vermogensbestanddelen van de onderneming. Gezien een arrest van de Hoge Raad uit 1998 is de staatssecretaris van mening dat deze uitspraak van het Hof juist is. Onder de wet IB 2001 zou dit anders zijn, omdat daarin is bepaald dat aftrek slechts mogelijk is van betaalde of verrekende lijfrentepremie, voorzover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag.