14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | DGB 2005-2247
De staatssecretaris van Financiën gaat niet in cassatie tegen een uitspraak van Hof Amsterdam over een naheffingsaanslag loonbelasting die betrekking had op een fout die een uitkeringsinstantie maakte bij de inhouding van loonbelasting op het vakantiegeld van ongeveer 20.000 uitkeringsgerechtigden. De uitkeringsinstantie zag af van verhaal van de nageheven loonbelasting op de uitkeringsgerechtigden. Daarop reageerde de belastingdienst met een nieuwe naheffingsaanslag omdat het niet verhalen een voordeel betekende voor de betreffende uitkeringsgerechtigden. Volgens het Hof was terugvordering van per abuis niet op de uitkering ingehouden loonheffing volgens de geldende beleidsregels mogelijk, behalve wanneer de onverschuldigde betaling niet meer dan € 113 op jaarbasis bedroeg. Deze maatregel was genomen om uitvoeringsproblemen bij het terugvorderen van betrekkelijk kleine bedragen te voorkomen. De nageheven loonbelasting bedroeg gemiddeld circa € 110 per persoon. De inspecteur had geweigerd de namen van de uitkeringsgerechtigden die geen aangifte inkomstenbelasting hadden gedaan over het betreffende jaar aan de uitkeringsinstantie te verstrekken. Daardoor was het voor de uitkeringsinstantie zeer lastig om te achterhalen in welke gevallen het voordeel voor de uitkeringsgerechtigde meer bedroeg dan € 113. Verhaal van de niet ingehouden loonheffing was volgens het Hof niet geoorloofd omdat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren.