14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF4956 Zaaknr: 37801
Een belastingplichtige heeft een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule gesloten. De premie voor een dergelijke verzekering was voor de brede herwaardering aftrekbaar. Na de brede herwaardering is die aftrek voortgezet voor bestaande polissen op grond van het toenmalige overgangsrecht. Meeverzekerd op deze polis was premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Omdat de belastingplichtige tijdens de looptijd van de verzekering arbeidsongeschikt raakte, hoefde hij gedurende een aantal jaren geen premie meer te betalen. In 1996 kwam de lijfrente tot uitkering. Daarbij was in geschil of bij de belastingheffing over de uitkering rekening gehouden moest worden met de niet betaalde premie. Hof Leeuwarden meende dat in die jaren premie was betaald door verrekening. Omdat die premie niet in aftrek op het inkomen was gebracht hoefde volgens het Hof een deel van de uitkering niet belast te worden. De Hoge Raad heeft dat oordeel van het Hof vernietigd. Er is geen premie betaald volgens de Hoge Raad en dus is de gehele uitkering belast. Op grond van het overgangsrecht bij de invoering van de wet IB 2001 geldt de saldomethode nog steeds voor op 1 januari 2001 polissen, waarvoor na die datum respectievelijk na 14 september 1999 geen premies meer zijn betaald.