Geen dienstbetrekking voor schoonmaakwerk door kind in onderneming van ouder

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AO8399 Zaaknr: 02/2763

Een ondernemer liet de bedrijfsruimte wekelijks schoonmaken door zijn zoon. Hij betaalde hem daarvoor een bedrag van ƒ 50 per keer. Dit bedrag was niet in de salarisadministratie opgenomen. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen was van mening, dat er een dienstbetrekking bestond tussen de ondernemer en zijn zoon en legde over een reeks van jaren correctienota’s voor de werknemersverzekeringen op. De rechtbank heeft de correctienota’s vernietigd omdat het in het algemeen vanwege de tussen hen bestaande familieverhouding niet aannemelijk is, dat kinderen die werken in het bedrijf van hun ouders bij hen in dienstbetrekking zijn. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank, onder verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit 1960, nog sterker voor minderjarige kinderen, die bij hun ouders inwonen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en overwoog daarbij, dat de maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van de positie van minderjarige kinderen onvoldoende grond bieden voor een andere zienswijze. De Centrale Raad van Beroep vond het onderzoek van het UWV zeer summier omdat in het kader daarvan niet met de ondernemer of zijn zoon is gesproken. Niet duidelijk is geworden of er andere schoonmakers in het bedrijf werkten, of het alleen ging om eenvoudig schoonmaakwerk van de praktijkruimte zelf of ook om het reinigen van de zich daarin bevindende meubels en apparatuur en of de zoon onder dezelfde voorwaarden werkte als een andere schoonmaker werkzaam zou zijn. Dat laatste vond de Centrale Raad van Beroep vanwege de leeftijd van de zoon en het feit dat zijn beloning in vijf jaar tijd niet is verhoogd niet aannemelijk.