Geen dienstbetrekking voor vroegere partner

17 oktober 2006 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ3992, 05/3643 LB/PVV

Er is sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking wanneer een arbeidsverhouding voldoet aan drie kenmerken, nl. de betaling van loon, de verplichting om de overeengekomen arbeid persoonlijk te verrichten en het bestaan van een gezagsverhouding. Voor het bestaan van een gezagsverhouding is voldoende dat er aanwijzingen en instructies kúnnen worden gegeven. De rechtbank Den Haag was van oordeel dat, ondanks de grote mate van zelfstandigheid waarmee iemand haar werkzaamheden ten behoeve van een advocatenpraktijk uitvoerde, er toch een gezagsverhouding bestond. Bijzondere omstandigheid was dat de advocaat en de vrouw in het verleden een affectieve relatie hadden. Gezien het belang van de werkzaamheden voor de beroepsuitoefening van de advocaat vond de rechtbank het ondenkbaar, dat de advocaat geen aanwijzingen of instructies kon geven. Het bestaan van een dienstbetrekking struikelde echter op de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten. De Belastingdienst slaagde er niet in aannemelijk te maken dat daartoe een contractuele verplichting bestond. Volgens de rechtbank had de omstandigheid dat de vrouw haar werkzaamheden persoonlijk verrichtte niet tot gevolg dat zij daartoe verplicht was. De rechtbank vond de verantwoording van de betalingen aan de vrouw in de administratie van de advocatenpraktijk als vergoeding voor door haar in zijn onderneming verrichte arbeid onvoldoende om te concluderen dat er werkzaamheden tegen betaling van loon werden verricht. De betalingen waren niet afgestemd op de omvang en de aard van de verrichte werkzaamheden maar op hetgeen de vrouw nodig had om in haar levensonderhoud te voorzien.