Geen dienstbetrekking voor zelfstandig opererende visser

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT5179, 03/4722

Een zelfstandig werkende visser die meevoer op de vissersboot van een schipper/eigenaar was naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep niet in dienstbetrekking bij de schipper/eigenaar. Beiden visten op kokkels en op harder. De visser had zelf geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen als een bijboot met buitenboordmotor, een eigen waadpak, een kokkelhark en verzamelmand en zijn eigen netten. Ook had hij eigen vergunningen voor de vangst van kokkels en van harder. De gezamenlijke kokkelvangst werd aan één opkoper verkocht, maar de visser en de schipper hielden bij wat hun eigen aandeel was. De visser kreeg zijn aandeel uitbetaald en afgerekend onder aftrek van een vergoeding voor het gebruik van het vissersschip. De ankerplaats van het vissersschip werd in onderling overleg bepaald waarna ieder voor zichzelf op zoek ging naar de beste visgronden. Gezien deze feitelijke omstandigheden was de Centrale Raad van Beroep van oordeel dat er geen gezagsverhouding bestond tussen de schipper en de visser.