14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT9121, 04/4475
Na de verkoop van de aandelen in de BV aan zijn zoon was de voormalige DGA voor de BV blijven werken. Het UWV was van mening, dat er geen sprake was van verzekeringsplicht vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding. De BV verzocht het UWV om heroverweging van de beslissing. Het UWV handhaafde zijn standpunt. De BV ging in beroep bij de rechtbank en vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Beroep tegen een handhaving van een besluit is echter beperkt tot de vraag of er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn op grond waarvan het bestuursorgaan zijn oorspronkelijke besluit had moeten herzien. De BV voerde echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aan die konden leiden tot het constateren van een verzekeringsplichtige arbeidsrelatie tussen de BV en de voormalige DGA. Volgens de Centrale Raad van Beroep mocht het UWV daarom weigeren om op het eerdere besluit terug te komen.