14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AN7683 Zaaknr: 99/01744
In een procedure over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 1993 was in geschil of de belastingplichtige bij de inbreng van zijn onderneming aan de voorwaarden voor een geruisloze inbreng voldeed. Naar het oordeel van Hof Den Bosch was dat niet het geval. De creditering van 5% overschreed het toegestane maximum van ƒ 50.000 en er was meer aandelenkapitaal uitgegeven dan overeenkwam met de waarde van de storting. Dat zat hem in de berekening van de waarde van het mestquotum. De ondernemer ging aanvankelijk uit van een waarde van ƒ 30 per kg en stelde zich later op het standpunt dat die waarde ƒ 40 per kg bedroeg. De inspecteur stond slechts ƒ 12,50 per kg toe. Het Hof bepaalde de waarde op ƒ 15 per kg. Het Hof verminderde de navorderingsaanslag. De hoogte van het belastbare inkomen lag weliswaar hoger, maar door de toepassing van het bijzondere tarief op een groter deel van het inkomen kwam het bedrag van de aanslag lager uit. De ondernemer heeft, gezien brieven van de inspecteur op basis van een resolutie van de staatssecretaris van Financiën uit 1991 na het onherroepelijk worden van de uitspraak van het Hof de gelegenheid om het aandelenkapitaal van de B.V. en de creditering aan de voorwaarden aan te passen.