14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AS7063, 03/04709
Een ondernemer bracht zijn eenmanszaak in een nieuw opgerichte BV in. De BV vormde een commanditaire vennootschap met twee vroegere personeelsleden van de ondernemer. Zij waren de beherende vennoten. De BV werd de commanditaire vennoot. De ondernemer wilde de inbreng van zijn onderneming in de BV fiscaal geruisloos laten verlopen. Geruisloze inbreng is volgens jurisprudentie van de Hoge Raad ook mogelijk als er bij de inbreng wijzigingen in de aard of de omvang van de onderneming(sactiviteiten) worden aangebracht. Wel moet er na die wijziging nog sprake zijn van een voor rekening van de NV of BV gedreven onderneming. Na de inbreng bestonden de activiteiten uit het verhuren van twee bedrijfspanden aan de CV en uit de commanditaire deelname in de CV. Dat was voldoende voor ondernemerschap omdat de BV in beperkte mate gerechtigd was tot het liquidatieoverschot van de CV. De faciliteit van de geruisloze inbreng kan niet worden toegepast als de inbreng deel uitmaakt van een geheel van rechtshandelingen dat is gericht op de overdracht of de liquidatie van de onderneming. Het Hof was van oordeel dat het de bedoeling was om uiterlijk op 31 december 2001 de onderneming over te dragen aan de voormalige werknemers. Mede van belang vond het Hof dat de ondernemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot oprichting van de CV volledig arbeidsongeschikt was, zodat hij geen feitelijke arbeid meer in de onderneming kon verrichten. Verder was hij eind 1996 geëmigreerd en had hij niet de bedoeling om nog naar Nederland terug te keren.De CV was aangegaan voor een periode van 5 jaar. Na afloop van die 5 jaar of bij tussentijdse beëindiging van de CV konden alleen de beherende vennoten de onderneming voortzetten.