Geen gezamenlijk ondernemerschap bij ongelijke aandelenverdeling

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AF5063 Zaaknr: 00/4527

De aandelen van een werk-BV zijn in handen van de BV’s 1, 2 en 3 in de verhouding 50-25-25%. De directeuren-aandeelhouders van die BV’s verrichten werkzaamheden voor de werk-BV. Na het overlijden van de aandeelhouder van BV 1 worden de aandelen die BV 1 in de werk-BV heeft verkocht. De verdeling van de aandelen blijft 50-25-25, maar nu over de BV’s 2, 3 en 4. In een procedure voor de Centrale Raad van Beroep is in geschil of de DGA’s voor hun werkzaamheden in dienstbetrekking zijn en dus verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Dat is volgens de Raad het geval voor de 25% aandeelhouders. De rechtbank had in eerste aanleg vastgesteld, dat de DGA’s hun werkzaamheden persoonlijk moesten verrichten. Door de ongelijke aandelenverdeling was niet voldaan aan de eisen van gezamenlijk ondernemerschap. Er was een gezagsverhouding tussen de algemene vergadering van aandeelhouders en de DGA’s met een 25% belang, ook al werd dit gezag niet feitelijk uitgeoefend.