1 december 2006 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAV5002, 41985
Stichtingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting, behalve indien en voor zover zij een onderneming drijven. Wanneer een stichting op grond van een streven naar winst op enig moment belastingplichtig wordt, moeten de bezittingen en schulden van de stichting op het moment van het ontstaan van de belastingplicht worden gesteld op de waarden in het economische verkeer. Op grond van een redelijke wetstoepassing is het niet toegestaan om rekening te houden met goodwill in het door de stichting uitgeoefende bedrijf. Die goodwill mag niet op de openingsbalans worden geactiveerd en evenmin kan de goodwill ten laste van de winst worden afgeschreven. De reden daarvoor is dat deze goodwill is ontstaan met activiteiten die de stichting destijds heeft verricht zonder naar winst te streven. Om dezelfde reden is het niet toestaan om merchandisingrechten te activeren die zijn ontstaan in de periode voor het ontstaan van belastingplicht. Onlangs stond Hof Arnhem de activering van goodwill bij aanvang van de belastingplicht wel toe. Die uitspraak betrof een bijzonder geval van een rechtspersoon die door wetswijziging belastingplichtig werd en niet door verandering van activiteiten.