Geen herziening voorbelasting op diensten bij einde landbouwregeling

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AT0467, BK 286/03

De wet op de omzetbelasting kent voor landbouwers een speciale regeling. Op verzoek van de landbouwer kan hij op de normale wijze in de heffing van omzetbelasting worden betrokken. Op het moment van de wijziging vindt een herziening van omzetbelasting plaats ten aanzien van onroerende zaken en bepaalde roerende zaken. Herziening is niet mogelijk voor de omzetbelasting op diensten. Een landbouwer had onder toepassing van de landbouwregeling geïnvesteerd in de uitbreiding van de melkstal, een tanklokaal en de renovatie van de stal. Voor de omzetbelastingwetgeving waren dat diensten omdat geen nieuwe onroerende zaken ontstaan waren. Vanwege de landbouwregeling was de omzetbelasting over deze investeringen niet in aftrek gebracht. Herziening van de voorbelasting in het volgende jaar toen de landbouwer onder de normale regeling viel, was naar het oordeel van Hof Leeuwarden op grond van een arrest van de Hoge Raad uit 1993 niet mogelijk. De Hoge Raad besliste in dat arrest dat herziening slechts kan plaatsvinden indien het gaat om aftrek van voorbelasting op de levering van een aantal in de wet genoemde goederen. Deze wettelijke regeling is volgens het Hof niet in strijd met de Zesde richtlijn, omdat diensten niet onder de daarin opgenomen omschrijving van het begrip 'goed' vallen. Volgens de wet is herziening van diensten alleen mogelijk in het boekjaar waarin de ondernemer de diensten is gaan bezigen. Het Hof vond deze beperking tot het eerste boekjaar niet in strijd met de Zesde richtlijn.