Geen landbouwvrijstelling bij verwachte bestemmingswijziging grond

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AV1513, 02/04259

Twee landbouwers, die samen een maatschap vormden, verkochten in 1997 hun landbouwgrond met opstallen voor een bedrag van ƒ 5.250.000. De koper was een projectontwikkelaar. Ten tijde van de verkoop was het bestemmingsplan dat woningbouw ter plaatse mogelijk moest maken nog niet onvoorwaardelijk vastgesteld. De verkopers bleven de grond en opstallen tot de datum van levering als landbouwbedrijf gebruiken. De levering vond uiteindelijk in oktober 2001 plaats. De landbouwers claimden toepassing van de landbouwvrijstelling in hun aangiften inkomstenbelasting 1997 voor de behaalde boekwinst op de grond. De inspecteur was van mening dat de landbouwvrijstelling slechts op een deel van de boekwinst kon worden toegepast, namelijk voor het verschil tussen de waarde bij voortgezet agrarisch gebruik en de boekwaarde. De waarde bij voortgezet agrarisch gebruik stelde de inspecteur op een lager bedrag dan de koopprijs vast. In de procedure voor Hof Den Bosch was niet alleen de toepassing van de landbouwvrijstelling in geschil, maar ook de toepassing van de bosbouwvrijstelling, omdat een deel van de verkochte grond uit bos bestond.De landbouwvrijstelling gold voor de waardeverandering van grond, met uitzondering van het deel van de waardeverandering dat betrekking had op de omstandigheid dat de grond buiten het kader van het landbouwbedrijf zou worden aangewend. Deze uitzondering deed zich volgens het Hof voor. Uit een (door belanghebbenden!) overgelegd krantenartikel van 15 januari 1997 leidde het Hof af dat de gemeente toen de intentie had het plan af te ronden en in 1998 met de bouw te beginnen. De belanghebbenden gaven in het krantenartikel aan bereid te zijn hun bedrijf te verkopen. Op dat moment was niet te voorzien dat de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan zou worden vertraagd door een aantal factoren. Volgens het Hof was er, los van de opgetreden vertraging in de planprocedure, een redelijke kans dat de grond binnen 6 jaren buiten het kader van het landbouwbedrijf zou worden aangewend. Ten aanzien van het perceel bos stelden de belanghebbenden dat dit dienstbaar was aan het landbouwbedrijf. Daarom zou op de boekwinst de landbouwvrijstelling van toepassing zijn. Volgens het Hof was de dienstbaarheid van het perceel bos aan het landbouwbedrijf van bijkomstige betekenis en gold het perceel bos als een bosbouwbedrijf. De waardevermeerdering daarvan hing volgens het Hof samen met de wijziging in de bestemming van de grond en dus was de bosbouwvrijstelling niet van toepassing.