14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AX8456, AWB 05/2546
Voor het jaar 2000 en de daaraan voorafgaande jaren had een onderneemster die met haar samenlevingspartner in de vorm van een vennootschap onder firma (VOF) een bedrijf uitoefende steeds recht op de zelfstandigenaftrek. Per 1 januari 2001 veranderde de wet, waardoor geen recht op ondernemersfaciliteiten als de zelfstandigenaftrek meer bestaat als er een ongebruikelijk samenwerkingsverband is en de werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. De bedrijfsvoering en de bestaande werk- en winstverdeling van de VOF bleven na 1 januari 2001 onveranderd. Na het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2001 stelde de belastingdienst een boekenonderzoek in om het samenwerkingsverband te beoordelen. Tussen het opleggen van de aanslag en het instellen van het boekenonderzoek was er geen aanleiding voor de belastingdienst om te vermoeden dat de feitelijke situatie mogelijk anders was dan in voorgaande jaren. Ook uit de aangifte 2002 bleken geen gewijzigde feiten of omstandigheden. Volgens de rechtbank had de belastingdienst al aan de juistheid van de aangifte 2001 moeten twijfelen. Door de aanslag conform de aangifte op te leggen zonder voorafgaand onderzoek had de belastingdienst niet de vereiste zorg in acht genomen. De navorderingsaanslag voor 2001 werd vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit.