Geen navordering vennootschapsbelasting omdat belastingplicht bekend was

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AP5230, 39719

De belastingdienst legde aan een NV een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting op. In de procedure hiertegen was Hof Amsterdam van oordeel dat de inspecteur niet beschikte over het voor navordering vereiste nieuwe feit. Eind 1996, toen de termijn voor het opleggen van een aanslag over 1993 verstreek, beschikte hij over voldoende gegevens om de conclusie te kunnen trekken dat de feitelijke leiding van de NV in Nederland werd uitgeoefend, zodat hij toen een aanslag had kunnen en moeten opleggen. Het Hof stelde vervolgens vast, dat de NV niet te kwader trouw was door geen aangifte te doen. De NV had de inspecteur niet opzettelijk informatie onthouden en hem evenmin opzettelijk onjuist geïnformeerd. Volgens de Hoge Raad ging het Hof daarbij niet uit van een onjuiste rechtsopvatting en was diens oordeel niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.