Geen recht op aftrek rente onderhandse lening, die voor 31 december 1995 al bestond

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO1855 Zaaknr: 03/00241

De eigenaar van een tweede woning heeft deze aanvankelijk gefinancierd met een onderhandse lening van zijn moeder. Later heeft hij een hypothecaire lening gesloten bij een bank, waarmee de schuld aan zijn moeder gedeeltelijk is afgelost. Onder de wet IB 2001 vallen zowel de tweede woning als de financieringsschuld daarvan in box 3. Toch claimt de eigenaar in zijn aangifte IB 2001 aftrek van betaalde rente. Hij beroept zich daarbij op een bepaling in de wet, waarin vóór 31 december 1995 gesloten hypothecaire leningen werden aangemerkt als betrekking hebbend op de eigen woning. Van dergelijke leningen kunnen de rentelasten door alle eigen woningbezitters afgetrokken worden, ongeacht de aanwending van de geleende middelen. Die regeling geldt niet voor niet-hypothecaire leningen. Volgens Hof Amsterdam strekken de beginselen van behoorlijk bestuur zich niet uit tot de wetgever. De wetgever mag wettelijke regelingen veranderen en andere fiscale gevolgen verbinden aan bestaande feitencomplexen. Dat betekent dat de belanghebbende in deze procedure zich niet met succes kan beroepen op het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel.