14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT6775, 03/3416
Na een dienstverband van ruim 1,5 jaar nam een werknemer ontslag. Een week na het beëindigen van zijn dienstbetrekking trad hij in dienst bij een ander bedrijf. Wegens gebrek aan werk werd hij daar tijdens zijn proeftijd ontslagen. Het UWV weigerde hem vervolgens een WW-uitkering omdat hij verwijtbaar werkloos was. De Centrale Raad van Beroep heeft dat oordeel bevestigd. In dit geval kon de werknemer niet uitsluitend aan de laatste dienstbetrekking een recht op WW ontlenen vanwege de korte duur, terwijl die dienstbetrekking niet direct is gevolgd op de daaraan voorafgaande dienstbetrekking. Dan moet ter beantwoording van de vraag of de werknemer verwijtbaar werkloos is, gelet worden op de omstandigheden waaronder de voorafgaande dienstbetrekking is beëindigd. Volgens de Centrale Raad van Beroep had de werknemer die dienstbetrekking zonder overwegende bezwaren kunnen voortzetten.