14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AE5300 Zaaknr: 37073
Het bestaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, waarbij een moedermaatschappij samen met haar dochtermaatschappijen als één belastingplichtige wordt aangemerkt, verhindert dat rekening wordt gehouden met onderlinge vorderingen en schulden en dus met rentebedragen, die over dergelijke schulden worden betaald. De Hoge Raad heeft dit vastgesteld in een procedure van een vennootschap, die feitelijk op de Nederlandse Antillen was gevestigd. De vennootschap vormde een fiscale eenheid met een aantal in Nederland gevestigde vennootschappen, waarop zij vorderingen had. De rente op die vorderingen, die door de dochtermaatschappijen werd betaald aan de moeder, kwam niet in mindering op de Nederlandse winst. Op de Antillen moest de moeder wel belasting betalen over de door haar ontvangen rente op de vorderingen.