14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR6887, 40082
Een BV had een schuld aan haar aandeelhouder. Over die schuld werd rente berekend, maar niet feitelijk betaald. De rente werd bij de schuld geteld. Hof Amsterdam weigerde de BV aftrek van de bijgeschreven rente. Volgens het hof moest voor de bepaling van de aftrekbaarheid van bijgeschreven rente de kans worden geschat dat dit gedeelte van de hoofdsom zal worden afgelost. Het Hof ging daarbij volgens de Hoge Raad uit van een onjuiste rechtsopvatting. Dat een debiteur niet in staat is om zijn schuld volledig af te lossen is voor hem geen reden om de schuld af te waarderen. Toch had dit geen cassatie tot gevolg, omdat de BV geen activiteiten meer verrichtte en geen activa meer bezat. Daardoor was er van een reële verplichting geen sprake en was er voor aftrek van rente geen plaats.