14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AF6927 Zaaknr: BK-01/02999
De wet op de omzetbelasting kent een aantal verleggingsregelingen. Op grond van die regelingen is niet de presterende ondernemer degene, die de omzetbelasting in rekening moet brengen en moet afdragen, maar moet de ondernemer, die de prestatie afneemt, de omzetbelasting over de aan hem in rekening gebrachte vergoeding op zijn aangifte vermelden. De factuur van de leverancier mag geen omzetbelasting vermelden. Wordt ten onrechte toch omzetbelasting in rekening gebracht wanneer een verleggingsregeling van kracht is, dan moet deze omzetbelasting aan de fiscus worden afgedragen. In een door Hof Den Haag berechte casus had een ondernemer een installatie in een schip ingebouwd. Op dergelijke werkzaamheden is een verleggingsregeling van toepassing. De ondernemer had facturen met BTW gestuurd aan de opdrachtgever. De opdrachtgever ging failliet voordat alle facturen betaald waren. De installateur vroeg voor het openstaande bedrag de BTW terug. Dat werd door de belastingdienst geweigerd, omdat er geen teruggaafregeling is voor BTW, die ten onrechte in rekening is gebracht. De oorspronkelijke facturen met BTW werden vervangen door facturen zonder BTW. Voor het niet betaalde deel werd een teruggave BTW gekregen van de belastingdienst. Het restantbedrag aan BTW werd door de installateur verrekend. Die BTW is door de belastingdienst nageheven. Volgens het Hof heeft de installateur geen teruggaverecht voor die belasting en is deze ten onrechte verrekend met op aangifte te betalen belasting. De naheffingsaanslag blijft daarom in stand.