Geen teruggaaf invoerrecht omdat niet is bewezen dat aanvankelijk teveel is geheven

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1174 Zaaknr: 02/02640

Op aangifte is invoerrecht geheven voor de invoer van 20.000 antislipmatjes. Deze goederen zijn conform de aangifte ingedeeld in de categorie "andere artikelen van kunststof" waarvoor een tarief van 6,5% was vastgesteld. De importeur heeft verzocht om terugbetaling, omdat de indeling had moeten zijn “andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber” waarvoor een tarief gold van 2,5%. Bij het verzoek om terugbetaling is een ander factuurnummer vermeld dan in de aangifte. Het verzoek om terugbetaling is door de belastingdienst afgewezen.Volgens het Communautair Douane Wetboek is terugbetaling van invoerrechten mogelijk wanneer wordt vastgesteld dat het bedrag van de rechten op het tijdstip van betaling niet wettelijk verschuldigd was. De importeur, die zich op deze bepaling beriep, moest bewijzen, dat het betaalde invoerrecht niet was verschuldigd. Naar het oordeel van Hof Amsterdam is hij daarin niet geslaagd. De verklaring van de importeur voor de verschillende factuurnummers (vervanging wegens onleesbaarheid van de oorspronkelijke factuur) vond het Hof ongeloofwaardig. De importeur heeft niet bewezen, dat de ingevoerde matjes van rubber waren en niet van kunststof. Hij liet op de zitting wel een matje zien, maar bewees niet, dat dit overeenkomstig de ingevoerde partij was.