7 juni 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA8403,AWB 06/4335
De Wet op de Loonbelasting kent een bijzondere faciliteit voor uit het buitenland afkomstige werknemers met een specifieke deskundigheid. Van de totale bruto beloning van dergelijke werknemers mag 30% als belastingvrije vergoeding worden aangemerkt. De faciliteit wordt op verzoek van werkgever en werknemer door de belastingdienst toegekend. Een van de voorwaarden voor toepassing is dat de werknemer op het moment waarop de arbeidsovereenkomst tot stand komt niet in Nederland woont. Een buitenlandse voetballer maakte sinds zijn komst naar Nederland in 1997 gebruik van de voorganger van deze regeling. Na de invoering van de 30%-regeling in 2001 en verandering van club kwam de voetballer niet in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling omdat hij niet voldeed aan bepaalde inkomenscriteria. Ultimo 2005 zijn de criteria voor toepassing van de 30%-regeling verruimd. Aan deze criteria voldeed de voetballer wel. Per 1 juli 2005 had hij een contract gesloten met een andere club. De voetballer en de club deden in december 2005 een verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel met ingang van 1 juli 2005. De inspecteur stond toepassing van de regeling toe met ingang van 1 januari 2006. Het verzoek was namelijk niet gedaan binnen vier maanden na aanvang van de dienstbetrekking bij deze club en dus had de voetballer geen recht op toepassing van de regeling met terugwerkende kracht tot 1 juli 2005.