Geen toepassing 16e standaardvoorwaarde fiscale eenheid als samenstelling vermogen per saldo niet is

7 november 2003 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AI0417 Zaaknr: 38061

Aan het bestaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden voorwaarden gesteld, onder meer om te voorkomen, dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de fiscale eenheid. Een belangrijke bepaling in het tot 1 januari 2003 geldende regime voor de fiscale eenheid was de 16e standaardvoorwaarde. Die bepaling moest voorkomen, dat belaste voordelen werden omgezet in onbelaste voordelen. Een dergelijke omzetting kon plaatsvinden door vermogensbestanddelen over te dragen van moeder aan dochter, waarna de aandelen van de dochter werden verkocht. In de verkoopprijs zat dan een vergoeding voor de aan de dochter overgedragen vermogensbestanddelen. De verkoopprijs ontving de moeder echter onbelast door de werking van de zogenaamde deelnemingsvrijstelling. De 16e standaardvoorwaarde is niet van toepassing als de samenstelling van het vermogen van moeder en dochter binnen de fiscale eenheid niet is veranderd. Volgens de Hoge Raad heeft een overdracht van een pensioenvoorziening door de moeder aan de dochter gevolgd door een terugoverdracht van die voorziening geen wijziging van de samenstelling van het vermogen tot gevolg. Dat betekent, dat de 16e standaardvoorwaarde niet van toepassing is en dat dus geen vennootschapsbelasting is verschuldigd over de meerwaarden, die in het aan het splitsingstijdstip voorafgaande jaar in de dochtermaatschappij aanwezig waren.