Geen toepassing inbrengvrijstelling voor met verkoop gelijk te stellen transactie

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AU3698, BK-04/03086

In een procedure over de inbreng van onroerende zaken in een commanditaire vennootschap kwam Hof Amsterdam tot het oordeel dat de vrijstelling van overdrachtbelasting bij inbreng daarop niet van toepassing was omdat een CV geen vennootschap is in burgerrechtelijke zin. Dat betekende dat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting had opgelegd aan de twee beherende vennoten van de CV. De Hoge Raad heeft die uitspraak vernietigd wegens gebreken in de motivering. Het Hof verbond aan de constatering dat de CV-overeenkomst niet leidde tot een actieve samenwerking in het economische verkeer de gevolgtrekking dat de CV geen vennootschap was, zodat de vrijstelling van overdrachtsbelasting niet van toepassing was. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag. Dat Hof oordeelde dat de commanditaire vennoten ieder voor 5 % gerechtigd bleven in de door hen ten titel van inbreng geleverde onroerende zaken. In zoverre was de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd.Ten aanzien van de vraag of de transacties tussen de commanditaire vennoten en de CV konden gelden als een inbreng in de CV merkte het Hof op dat de CV-overeenkomst en de akte van inbreng gezamenlijk moesten worden beoordeeld. Daaruit bleek dat zowel de juridische eigendom als het belang bij de waardeontwikkeling van de onroerende zaken op de beherende vennoten was overgegaan. Volgens het Hof was sprake van een reguliere overeenkomst van koop/verkoop van 95 % van onroerende zaken aan de beherende vennoten in de CV. De inbrengvrijstelling was daarop niet van toepassing.