Geen toepassing laag tarief voor toegang tot peepshows

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AV8558, 05/2271

De lidstaten van de EG mogen op grond van de Zesde EG-richtlijn verlaagde tarieven voor de omzetbelasting toepassen voor een aantal categorieën goederen en diensten. Een van die diensten waarop een verlaagd tarief mag worden toegepast is het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen. In de Nederlandse wetgeving is gebruik gemaakt van deze bevoegdheid voor culturele prestaties. De exploitant van peepshows en videocabines stelde zich op het standpunt dat op de peepshows het verlaagde tarief van toepassing was. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1999 overwogen dat de nationale wetgevers de vrijheid hebben om zelf te bepalen welke van de in de bijlage bij de Zesde EG-richtlijn genoemde culturele evenementen en voorzieningen kunnen delen in het verlaagde tarief. De Nederlandse wetgever heeft in de betreffende bepaling “shows” niet opgenomen. Daarom was het verlaagde tarief niet van toepassing. Het vertonen van seks(video)films valt wel onder het verlaagde tarief. Het betoog van de exploitant dat een groter deel van de omzet moest worden toegerekend aan de toegang tot de videocabines onderbouwde hij echter niet. Pas bij de pleitnota overhandigde de exploitant een gespecificeerde toerekening van zijn omzet aan de verschillende prestaties. De rechtbank vond dat te laat om daar nog rekening mee te houden.