Geen toepassing oude regels geruisloze inbreng die na 1 januari 2001 was overeengekomen

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AU1631, 03/00335

Een ondernemer verzocht op 11 mei 2001 om zijn onderneming met toepassing van de bepalingen van de Wet IB 1964 geruisloos over te dragen aan een BV per 16 december 2000. De inspecteur weigerde echter het verzoek om het overgangsrecht bij de invoering van de Wet IB 2001 toe te passen omdat er niet aan de voorwaarden voor toepassing daarvan was voldaan. Naar zijn mening was er geen sprake van een vóór 1 januari 2001 bestaand voornemen tot omzetting en van een vóór 1 januari 2001 gelegen overgangstijdstip.De ondernemer meende dat uit de op 19 december 2000 geregistreerde intentieverklaring bleek dat het overgangstijdstip lag op de dag van de ondertekening van de verklaring. Dat was 15 december 2000. Volgens Hof Den Bosch bleek uit de intentieverklaring niet dat de onderneming zou worden omgezet in een BV en evenmin dat het overgangstijdstip vóór 1 januari 2001 zou zijn gelegen. De bepaling in de akte van inbreng van 29 juni 2001 dat de onderneming vanaf 16 december 2000 voor rekening en risico van de BV werd gedreven was niet van belang. Deze akte gaf geen uitsluitsel of er vóór 1 januari 2001 een voornemen tot omzetting bestond. De ondernemer wilde zich gezien de ruime strekking van de intentieverklaring blijkbaar de nodige vrijheid voorbehouden om te kunnen kiezen uit een aantal alternatieven. Zo stond vast dat hij op 5 maart 2001 nog overwoog om de onderneming geruisloos in te brengen in een BV en had zijn adviseur hem op 12 april 2001 de mogelijkheden van een man-vrouw maatschap en de overdracht van de onderneming aan een BV tegen een winstrecht beschreven.