Geen uitstel van betaling successierecht voor buitenlandse erfgenaam

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNAZ8147, 04/00628

De Invorderingswet 1990 kent een regeling voor uitstel van betaling gedurende maximaal tien jaren en een regeling voor gedeeltelijke kwijtschelding voor aanslagen successie- of schenkingsrecht die betrekking hebben op de verkrijging van aanmerkelijk belangaandelen. Voorwaarde voor het verlenen van uitstel van betaling is dat de aandelen zowel voor de erflater of de schenker als voor de verkrijger een aanmerkelijk belang vormen. Deze regelingen zijn bedoeld om een bedrijfsopvolging na overlijden of door schenking niet te zeer te bemoeilijken door de heffing van belasting. Volgens de tekst van de regelingen had een erfgenaam geen recht op toepassing van deze faciliteiten aangezien de door hem verkregen aandelen geen aanmerkelijk belang voor hem vormden. Van belang daarbij was dat de erfgenaam in het buitenland woonde en daardoor niet de mogelijkheid had om de verkregen aandelen als een fictief aanmerkelijk belang te kwalificeren, zoals zijn in Nederland wonende mede-erfgenamen hadden. Het Hof wees het beroep op het gelijkheidsbeginsel af omdat vanwege het verschil in woonland geen sprake was van gelijke gevallen. De overgang van de aandelen naar de buitenlandse erfgenaam was bij de erflater als een fictieve vervreemding aangemerkt. De inkomstenbelastingclaim op de meerwaarde van de aandelen was daardoor afgewikkeld. Dat betekent dat bij een eventuele verkoop van de aandelen door de buitenlandse erfgenaam geen inkomstenbelasting verschuldigd is, terwijl bij een dergelijke verkoop door zijn broers of zusters wel belasting verschuldigd is.