14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AI0340 Zaaknr: 01/01162
Per 1 januari 1997 is het aanmerkelijk belangregime in de wet op de inkomstenbelasting gewijzigd. Die wijzigingen hadden ondermeer tot gevolg, dat de grens voor een aanmerkelijk belang is gedaald van 33,33% naar 5%. Als gevolg daarvan kwalificeerde het aandelenbezit van de belanghebbende in een procedure voor Hof Arnhem als een aanmerkelijk belang per 1 januari 1997 en diende de verkrijgingsprijs van dat belang per die datum te worden vastgesteld. Na overleg met de belastingdienst werd de verkrijgingsprijs op ƒ 440.000 gesteld. In december 1997 verkocht de belanghebbende 1/3 deel van zijn aandelen aan een medeaandeelhouder voor een beduidend lagere prijs. Het verschil bracht hij als verlies uit aanmerkelijk belang ten laste van zijn inkomen. De inspecteur stond dat niet toe, omdat de verkoop niet tegen zakelijke condities had plaatsgevonden. Uitgaande van de waarde in het economische verkeer, die de inspecteur gelijkstelde aan de verkrijgingsprijs, was er geen verlies. Hof Arnhem deelde het standpunt van de inspecteur. Een bevoordelingsbedoeling bij de verkoop is niet van belang. Wel van belang is of er bij de verkoop omstandigheden waren, die tot een onzakelijke prijs hebben geleid. Uit een brief van de adviseur van de belanghebbende aan de inspecteur leidt het hof af, dat de prijs werd bepaald doordat een medeaandeelhouder, met wie de belanghebbende meerdere zakelijke banden had, van zijn belang af wilde en genoegen nam met terugbetaling van zijn investering vermeerderd met een redelijke rente. De belanghebbende had zich daarbij aangesloten.