1 oktober 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AO3142; 38078
Iemand exploiteerde naast zijn woning een minicamping. De minicamping was ieder jaar geopend van 1 april tot en met 30 september. Zowel voor het gebruik van de woonruimte als voor het gebruik van een bedrijfsruimte (de minicamping) werd een aanslag verontreinigingsheffing opgelegd. Bij de aanslag voor de bedrijfsruimte werd rekening gehouden met de vervuiling door de woonruimte. Omdat de camping slechts de helft van het jaar was geopend, was Hof Den Haag van oordeel, dat de verontreinigingsheffing voor de bedrijfsruimte naar tijdsgelang diende te worden verminderd. De Hoge Raad heeft die uitspraak vernietigd. Weliswaar bevat de verordening, waarin de verontreinigingsheffing is vastgesteld, een voorschrift voor tijdsevenredige vaststelling van de aanslag, maar dat heeft betrekking op de situatie waarin het tarief is gebaseerd op gelijkmatige afvoer van vervuilingseenheden gedurende de loop van het heffingsjaar. Daarvan was volgens de Hoge Raad in dit geval geen sprake. De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam. Dat moet ook nog beoordelen of de belanghebbende zich terecht op het vertrouwensbeginsel heeft beroepen.