14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AO7333 Zaaknr: 39406
Een BV had na het staken van haar onderneming haar vordering op een 100%-dochtermaatschappij afgewaardeerd wegens de slechte vermogenspositie van deze. Dat leidde tot een verlies bij de BV. De afgewaardeerde vordering werd in het zelfde jaar gestort op nieuw uitgegeven aandelenkapitaal van de dochter. Daardoor realiseerde de BV winst tot het bedrag van de afwaardering, zodat per saldo het resultaat van deze transacties neutraal was. Het gevolg was dat het opgeofferde bedrag voor de deelneming in de dochter was verhoogd met de nominale waarde van de vordering tot een bedrag van ƒ 107 miljoen. Vervolgens werden de aandelen in de BV verkocht. Enkele jaren later werd de dochter-BV geliquideerd. De BV wilde het liquidatieverlies, bestaande uit het opgeofferde bedrag verminderd met de liquidatie-uitkering ten laste van haar resultaat brengen. Dat werd geweigerd. De enige waarde van de dochtermaatschappij, die geen activiteitenontplooide, was het opgeofferde bedrag en de mogelijkheid een liquidatieverlies te claimen. De BV zelf verrichtte al enkele jaren geen activiteiten meer. Dat betekende, dat het verlies op de dochter al aanwezig was voor de overdracht van de aandelen. Oude verliezen van BV’s met stilgelegde ondernemingen zijn na overdracht van de aandelen niet verrekenbaar met nieuwe winsten. Dat gold ook voor het liquidatieverlies op de deelneming. De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Den Haag bevestigd, omdat deze past in de bedoeling van de wetgever om de verliezen van BV’s met stilgelegde ondernemingen te beperken als de aandelen in de BV zijn overgedragen.