14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AT2845, BK 522/03
Een DGA was eigenaar van het bedrijfspand waarin zijn BV was gevestigd. Hij verhuurde het pand gedeeltelijk aan de BV en gedeeltelijk aan derden. Het aan de BV verhuurde gedeelte van het pand viel onder de terbeschikkingstellingsregeling van box 1. De waarde van het aan de BV verhuurde gedeelte van het pand per 1 januari 2001 bedroeg ƒ 1.360.000. In geschil voor Hof Leeuwarden was de hoogte van de afschrijving op het pand in 2001. De DGA stelde zich op het standpunt dat de resterende gebruiksduur van het pand vijf jaar was omdat hij na vijf jaar met pensioen zou gaan. Het Hof was het, gezien de huurovereenkomst met de BV, niet eens met het standpunt van de DGA. De inspecteur hanteerde een levensduur van 33 jaar als uitgangspunt voor de bepaling van de afschrijving. Dat uitgangspunt bestreed de DGA niet. Het Hof was van oordeel dat het uitgangspunt van de inspecteur redelijk was. Daarom volgde het Hof die zienswijze.