Geen vervangingsvoornemen voor verkochte goodwill

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AQ5337 Zaaknr: 01/01681

Een ondernemer was van 1 juli 1989 tot 1 maart 1999 beherend vennoot van een commanditaire vennootschap die een Israëlische broodjeszaak exploiteerde. Met ingang van 1 januari 1995 heeft hij zijn belang in de CV ingebracht in een VOF met zijn echtgenote. Bij het uittreden uit de CV ontving de VOF een vergoeding van ƒ 275.000. De ondernemer verwerkte zijn aandeel hierin na aftrek van de stakingswinstvrijstelling in zijn aangifte inkomstenbelasting. Voor het te belasten gedeelte wilde hij een vervangingsreserve vormen, die hij afboekte op investeringen in een bedrijfspand, waarin de VOF een restaurant ging drijven. Volgens Hof Arnhem had de bij het uittreden uit de CV ontvangen vergoeding alleen betrekking op goodwill en niet op de meerwaarde van andere bedrijfsmiddelen. De ondernemer had niet in vervangende goodwill geïnvesteerd. Gezien de wens tot afboeking op andere investeringen bestond er geen vervangingsvoornemen. Dat hield in, dat geen vervangingsreserve kon worden gevormd. De inspecteur had bij het vaststellen van de aanslag de vorming van de vervangingsreserve terecht niet geaccepteerd. Naar het oordeel van het hof was er geen staking van de onderneming geweest en heeft de inspecteur ten onrechte de stakingswinstvrijstelling toegepast.