Geen vrijstelling in box 3 voor gespaard loon of belaste rente

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AU4730, 03/01713

In een procedure over de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2001 was in geschil, of de in 2001 ontvangen rente over het jaar 2000 en het gespaarde deel van de in dat jaar genoten arbeidsinkomsten terecht tot de heffingsgrondslag van box 3 waren gerekend. Volgens de belastingplichtige was dat niet het geval, omdat de rangorderegeling van de Wet IB 2001 dat zou voorkomen. Daarnaast was in geschil of toerekening van de rendementsgrondslag van de minderjarige kinderen aan de ouders moest gebeuren voordat of nadat rekening gehouden was met het heffingvrij vermogen van het kind. Hof Den Bosch oordeelde als volgt. De rangorderegeling wil voorkomen dat over een voordeel dubbel belasting wordt geheven. Daarvan was in deze casus geen sprake. Het voordeel dat ontstaat door het sparen van arbeidsinkomsten is niet gelijk aan het voordeel dat de arbeidsinkomsten zelf vormen. De arbeidsinkomsten zijn onderdeel van het inkomen uit werk en woning. Op het moment dat de belanghebbende ervoor kiest om deze inkomsten te sparen, is er sprake van vermogensbestanddelen die op hun beurt vruchten kunnen afwerpen. Die nieuwe vruchten kunnen en mogen afzonderlijk in de heffing worden betrokken. De rendementsgrondslag voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen van een minderjarig kind wordt volgens de wet toegerekend aan de ouder die het gezag over het kind uitoefent. De rendementsgrondslag wordt omschreven als de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Daaruit volgt naar het oordeel van het Hof dat geen rekening gehouden moet worden met een heffingvrij vermogen van het kind. Het Hof wees het beroep van de belanghebbende af. Deze heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.