Geen vrijstelling overdrachtsbelasting bij verkrijging na eerdere scheiding en deling nalatenschap

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU2781,39256

Overdrachtsbelasting wordt geheven bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. De verdeling van een nalatenschap waarvan een onroerende zaak deel uit maakt is volgens de wet geen verkrijging. Dat betekent dat de toedeling van een onroerende zaak aan een van de erfgenamen geen heffing van overdrachtsbelasting tot gevolg heeft. De Hoge Raad heeft in de volgende casus een beroep op de toepasselijkheid van die bepaling afgewezen. Twee broers en hun moeder waren ieder voor een derde gedeelte gerechtigd tot de nalatenschap van vader. De nalatenschap omvatte de onverdeelde helft van de algehele gemeenschap van goederen van de ouders, waartoe hun woonhuis behoorde.Bij akte van scheiding en deling werd het zakelijke recht van gebruik en bewoning van de woning toegedeeld aan moeder. De broers kregen samen de blote eigendom van de woning toegedeeld. Na het overlijden van moeder werd het woonhuis toegedeeld aan een van de broers. Volgens Hof Den Bosch was de bij het overlijden van vader ontstane onverdeeldheid opgeheven bij de akte van scheiding en deling. De bij deze akte ontstane mede-eigendom van het woonhuis vormde een vrije mede-eigendom, die civielrechtelijk niet meer als een gemeenschap van een nalatenschap kon worden aangemerkt. De latere verdeling na het overlijden van moeder was civielrechtelijk geen verdeling van een nalatenschap. Dat oordeel is door de Hoge Raad bevestigd.