Geen waardedruk zelfbewoning bij staking door overlijden zonder recht van gebruik voor medebewoner

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AU4249, 02/04407

Tot het ondernemingsvermogen van een ongehuwde ondernemer behoorde een woonhuis. Ten tijde van het overlijden van de ondernemer in 1999 woonde ook zijn broer in de woning. De broer bleef daar na het overlijden van de ondernemer wonen. Bij de berekening van de overlijdenswinst van de ondernemer werd de woning in aanmerking genomen voor 80 % van de waarde daarvan in het economische verkeer. De inspecteur was van mening dat er geen reden voor afwaardering van de woning was en corrigeerde het aangegeven inkomen met ƒ 81.000. Voor Hof Arnhem was in geschil of rekening gehouden moest worden met een waardedruk van de woning ten tijde van het overlijden door de medebewoning door de broer. Volgens het Hof was dat niet het geval. De broer had op het moment van overlijden van de ondernemer geen zakelijk of persoonlijk recht van gebruik van de woning. Toepassing van een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 2001 over de waardering van een woning die in verband met de staking van een onderneming overgaat naar het privé-vermogen van de ondernemer was niet aan de orde. Bij de staking van een onderneming ten gevolge van het overlijden van de ondernemer doet zich immers geen duurzame zelfbewoning door de voormalige ondernemer voor.