14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AT7384, BK 687/03
Twee broers, die een bedrijfspand verhuurden aan de BV waarvoor zij werkten, ontvingen van de gemeente een vergoeding voor de kosten van bedrijfsverplaatsing. Die vergoeding hield verband met een door de gemeente gewenste ruil van het bedrijfspand en de bijbehorende grond tegen een ander pand. Voor dat ander pand kon de voor het bedrijf benodigde vergunning niet worden gegeven. In de door de broers met de gemeente gesloten overeenkomst was voor die situatie een boetebepaling opgenomen. De belastingdienst was van mening dat de vergoeding aan de BV toekwam en corrigeerde de winst. De verplaatsing betrof namelijk het bedrijf van de BV. Hof Leeuwarden was het daarmee niet eens. De overeenkomst was gesloten tussen de gemeente en de broers; de BV was geen partij. Uit de akte bleek evenmin dat de BV bedoeld was als partij. De inspecteur kon niet aannemelijk maken dat de broers namens de BV optraden in hun contacten met de gemeente. De broers waren daartoe ook niet bevoegd. Wel had de BV een vergoeding van de broers kunnen bedingen, maar die mogelijkheid had de inspecteur in deze procedure niet aangevoerd. Het Hof maakte de correctie ongedaan en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten.