14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AU9141, 04/02997
Een internationaal vrachtwagenchauffeur claimde over 2002 toepassing van de zeedagenaftrek. Op grond van die regeling hebben zeelieden recht op een forfaitaire kostenaftrek per dag die zij aan boord van een zeeschip of in een haven doorbrengen. Deze regeling is op grond van de -duidelijke- tekst niet van toepassing voor vrachtwagenchauffeurs, maar de chauffeur was van mening dat er sprake was van ongelijke behandeling. Naar het oordeel van Hof Amsterdam was er voor deze ongelijke behandeling een objectieve rechtvaardiging. De wetgever vond de inkomensgevolgen voor zeelieden en de gevolgen voor het kostenniveau van de Nederlandse zeescheepvaart dermate belangrijk dat hij de zeedagenaftrek in de Wet IB 2001 opnam. De wetgever was bij die keuze binnen zijn beoordelingsmarge gebleven.